Aan het oppervlak blootliggende diamanten kerven het materiaal en slijpen het tot een fijn poeder. Ingebedde diamanten blijven onder het oppervlak. De blootliggende diamanten barsten of breken als ze snijden en breken zo in nog kleinere stukjes. Harde, volle materialen zorgen ervoor dat de diamanten nog sneller breken.
Het materiaal laat door schuren ook de metaalmatrix wegslijten. Sterk schurende materialen zorgen ervoor dat de matrix sneller slijt en zo nieuwe lagen van blootliggende diamanten de kans geeft om verder te gaan met snijden. Dit voortdurende slijp- en slijtproces gaat door totdat het blad "versleten" is. Soms blijft er een klein, onbruikbaar deel van de segmenten of rand zitten.